Elke politicus hoort populist te zijn
Niks mis met serieus nemen van de wil van de bevolking
Wie hoort in dit rijtje niet thuis: ‘boer’ Hendrik Koekoek, Pim Fortuyn, Rita Verdonk, Kees van der Staaij, Geert Wilders en Thierry Baudet? Het antwoord “Rita Verdonk, omdat de rest van het rijtje uit mannen bestaat”, reken ik niet goed. En evenmin het antwoord “Kees van der Staaij, omdat hij in God gelooft”.
Al was het maar omdat ik dat van de anderen niet weet. Het politiek-correcte antwoord komt overigens wel bij hem uit. Niet omdat hij in God gelooft, maar omdat Van der Staaij niet als een populistisch politicus wordt gezien en Koekoek, Fortuyn, Verdonk, Wilders en Baudet wel. Maar is dat het júiste antwoord?
SP-populisme
Ik las laatst een interessante column van SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak met als kop: Groen Linksers mogen mij altijd uitleggen waarom ik een populist ben. Op zichzelf is het niet zo vreemd dat een SP’er in het rijtje populistische Kamerleden wordt geplaatst. Historicus Maarten van Rossum noemt de SP in een beknopte beschrijving van het populisme in Nederland een voorbeeld van een populistische partij die de ruimte op links opvulde. De ruimte die ontstond door de toenadering van VVD en PvdA tijdens de paarse kabinetten uit de jaren ’90. Zoals de LPF van Pim Fortuyn dat iets later na het vertrek van VVD-leider Frits Bolkenstein aan de rechter zijde van het politieke spectrum deed.
Opportunisme Rosenmöller
GroenLinks zelf moet overigens meer als elitair gekenschetst worden. Dat etiket kleeft al veel langer aan de partij, maar werd afgelopen week door partij-coryfee Paul Rosenmöller onverwacht bevestigd. De oud FNV-havenbestuurder, wiens vermogen vorig jaar door Quote op 9 miljoen euro werd geraamd, oud-GroenLinks-partijleider en politiek mentor van Jesse Klaver, verbaasde vriend en vijand. Rosenmöller bleek er bij het kabinet – dat voor GroenLinks te rechts was om er aan deel te nemen – op te hebben aangedrongen om voor het salaris van de topvrouw van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), waar hij voorzitter van de Raad van Toezicht is, de hand te lichten met de wettelijke regels voor topsalarissen.
Alsof er recent géén nationale rel plaatsvond over de vaststelling van het topsalaris bij ING, niet in de laatste plaats binnen zijn eigen partij GroenLinks, die herhaling daarvan nota bene met nieuwe wetgeving wil voorkomen. Wetgeving die Rosenmöller dus aan de kant wil schuiven als hem dat beter uitkomt.
Bezopen plan
De kwalificatie populistisch van GroenLinks ten aanzien van SP’er Van Raak heeft echter een andere achtergrond. Namelijk het door hem ingediende wetsontwerp om het riante wachtgeld van parlementariërs te vervangen door de WW. De uitkering die iedere andere Nederlander krijgt als die zijn baan verliest en (nog) geen ander werk heeft gevonden. In GroenLinkse kringen vindt men dat “een bezopen en vooral goedkoop, populistisch plan”.
De argumenten die daarbij, over en weer tussen GroenLinks en SP worden gebezigd, zijn interessant genoeg voor een klein uitstapje. Door GroenLinks wordt gesteld dat goedbetaalde partijgenoten misschien best een paar jaar de politiek in willen, maar dat onder de huidige wachtgeldregeling eigenlijk al een “onverantwoord carrièrerisico” vinden. Je geeft een vaste baan op en het afbrandrisico is enorm. Als het riante wachtgeld nu ook nog wegvalt, kun je het wel helemaal vergeten dat zulke partijgenoten “een paar jaar Tweede Kamerlid willen worden”.
Eigenbelang
Van Raak gruwt van deze argumentatie tegen zijn wetsvoorstel. Terecht, lijkt mij, want op zúlke carrièrepolitici, van GroenLinks of van welke andere partij dan ook, zit niemand te wachten. Maar de reactie van Van Raak deugt ook niet. Hij wil, zo schrijft hij in zijn column, het Kamerlidmaatschap niet zien als een carrièrerisico, maar vooral als een manier om te strijden voor zijn idealen. Zijn idealen. Zit de carrièrepoliticus nog in de Tweede Kamer voor zijn éigen zakelijk belang, Van Raak en zijn SP-geestverwanten gebruiken het Kamerlidmaatschap om hun éigen idealen te verwezenlijken. Wie vóór hen is mag meedoen, wie tégen hen is wordt niet gehoord en telt niet mee.
Wat beiden verbindt is het eigenbelang. Dát staat bij de carrière van de politicus én bij de idealist bij de invulling van het Kamerlidmaatschap voorop!
Uit naam van de bevolking
Dat staat haaks op populistische politici die zich voor het eerst manifesteerden in de Romeinse Senaat van de tweede en eerste eeuw voor Christus. Daar ontstond een nieuwe fractie, de populares (Latijn: populus=volk). Zij kwamen op voor de belangen van het volk en keerden zich tegen de gevestigde politieke orde. Populisten, toen en nu, pretenderen te spreken uit naam van de bevolking, hun wil te kennen en die te willen verwezenlijken. Dat is toch precies wat democratie beoogt?
Zo bezien hoort élke politicus, rechts, links of in het midden, populist te zijn! Of zij daarin slagen of niet kan elke vier jaar door de bevolking zélf in het stemlokaal worden beoordeeld. Dan wordt bepaald wie er wel en wie er niet in het rijtje populistische politici thuis horen!
Over de auteur

-
Henk Strating is oprichter van HS ARBEIDSVOORWAARDEN CAO-advies & onderhandelingen en schreef het boek 10 JAAR PUZZELEN over de Nederlandse arbeidsverhoudingen in de periode 2007-2017.
Te bestellen op https://www.bol.com
De eerlijke politicus heeft ook het populisme in zijn genen. Het lijkt er vaak op dat politici veelal voor zichzelf bezig zijn i.p.v. voor de mensen die hern gekozen hebben in de eerste 4 jaar en bij de nieuwe verkiezingen proberen ze dan weer als “eerlijk” naar voren te komen terwijl terug kijkend op hun 4 jaar daar niet erg veel van zichtbaar was. Ja d’r zijn allerlei excuses voor. Maar toch. Geef mij maar een politicus als Dhr. Wilders die komt er tenminste recht voor uit en is geen draaikont. Natuurlijk iedereen maakt wel eens een fout. Maar ik heb er tot nu toe bij de Hr. Wilders geen gevonden. Hij zegt ten minste waar het op staat en doet wat hij zegt en dat vind ik eveneens bij een man als President Trump. Ik zal nu wel bakken water over mij heen krijgen maar daar lig ik werkelijk niet wakker van.
De woorden “populisme” en “populist” worden meestal achteloos en argeloos gebezigd, maar let eens op door wie en met welke bedoeling. Vrijwel altijd domineert de negatieve bijklank en is onduidelijk wat het zakelijke gehalte is. Ik hoor niet vaak dat iemand zichzelf een populist noemt, tenzij als geuzennaam. Het is primair een scheldwoord, toe te passen door jou zelf op anderen dan jou zelf. Als je iemand een populist noemt is dat in schijn een zakelijke beoordeling, meer dus dan een willekeurig waardeoordeel, maar in werkelijkheid zeg je er alleen maar mee dat je het politiek met zo iemand oneens bent. Een partij populistisch noemen is tot uitdrukking brengen dat de stemmers op die partij dom en kortzichtig volk zijn en dat jij te slim en te moreel zuiver bent om op die partij te stemmen.
Wij leren ook dat het populisme een gevaar is voor de democratie. Het begrip heeft zijn plaats in een politiek filosofietje van de zelfbenoemde elite, Daarom moet ik erg met mijn ogen knipperen als ik lees: “elke politicus hoort populist te zijn”. Het zou mij benieuwen wat bijv. 66Democraat Pechtold van deze stelling zou denken.
.
Een politicus wil dat veel mensen uit het volk om hem of haar stemmen, dat maakt veel politici tot populisten. Ik heb dat nooit als een negatieve term gezien, eerder als gezond boerenverstand. Erger zijn de demofoben als Ollongren en Pechtold. Die bezien het volk alleen maar met veel dedain en als een last. Doodeng. Politici die wel je stem willen maar niet je mening.
Elke politicus moet populistisch zijn? Hmmm.. kortzichtig.(Ik weet het, was het maar een kwaal van de ogen alleen). Prettiger lijkt mij dat een politicus eerlijk is naar zichzelf, zijn of haar standpunten en naar hen die daarover met hem of haar in gesprek zijn. Dat kan ook populistisch, zal wellicht ook beter begrepen worden. Populisme aanhangen om aandacht te genereren komt op mij over als een hol vat. Klinkt hard maar uiteindelijk blijkt de inhoud leeg.