Puberaal gedoe
“Kankerjood! Tyfushoer! Vuile homo! Houd je bek!” Vuurspuwende ogen, gebalde vuisten, het gezicht in een gespannen grimas. Mijn leerling heeft zichzelf niet meer onder controle en gaat zijn opponent bijna te lijf. Bijna, want gelukkig kan ik hem tegenhouden. Als ik later zijn taalgebruik aan de orde stel, beweert hij dat er vrijheid van meningsuiting is in Nederland en hij daarom alles mag zeggen wat hij vindt.
De volgende les besteed ik aan een discussie over wat nou eigenlijk een mening is en hoe die verschilt van schelden en dreigen. Een mening, zo noteert de klas tenslotte, onderbouw je met argumenten: subjectieve of objectieve, geloofwaardige of ongeloofwaardige. Een mening is heilig noch verkeerd. Verschillende meningen horen bij de vrije, democratische rechtstaat die Nederland is. De politieke machthebbers in ons land kunnen burgers gelukkig niet zomaar het zwijgen opleggen: daar komt een onafhankelijke rechter aan te pas.
Wat pubers doen (voortkomend uit het absolute, zwart-witdenken dat bij hun ontwikkelingsfase hoort), is onder veel volwassenen tegenwoordig ook gebruikelijk. Schelden presenteren als mening. Een debat voeren door de ander de mond te snoeren, desnoods met geweld of bedreiging. De strijd winnen door je tegenstander als slecht mens te framen.
Enkele voorbeelden? Een PVV-stemmer of -politicus kàn niet deugen, want het zijn fascisten, allemaal. En als je niet alle arme mensen van de wereld welkom wil heten om met hen onze vrede en welvaart te delen, ben je tot ver beneden het diepst denkbare morele dieptepunt gezakt. En wie kritiek heeft op de islam en al haar uitwassen is een islamofoob, een moslimhater en ‘dus’ een racist. O, en vergeet de verschrikkelijke Witte Man niet: met zijn Privileges staat hij voorgoed buitenspel, in welk debat dan ook.
Allerlei begrippen worden te pas en te onpas gebruikt waardoor niemand meer precies weet wat ze betekenen. Het is alleen allemaal wel heel erg erg! Als de gangbare termen te zeer versleten lijken, worden nieuwe kwalificaties verzonnen, met als enige doel het diskwalificeren van degenen die de etiketten krijgen opgeplakt.
Het gaat niet meer om de validiteit van je argumenten. Het gaat erom of je deugt.
En wanneer deug je? Als je in ieder mens met een kleurtje, iedere moslim, iedere migrant en iedere vrouw voornamelijk een slachtoffer ziet dat jouw blinde solidariteit verdient. Als je bereid bent van alle tegenwoordige misstanden in de wereld de schuld op je te nemen, omdat je verre voorouders een aandeel zouden kùnnen hebben gehad in slavernij, kruistochten, kolonialisme, imperialisme, kapitalisme en noem het allemaal maar op. Als je begrip toont voor wangedrag, criminaliteit en zelfs halsmisdaden van ‘slachtoffers’, die je nog niet eens van je eigen familie zou accepteren.
Iedereen die niet meegaat in deze semi-intellectuele dwingelandij, maar kritische vragen blijft stellen, tegendraadse opinies blijft schrijven en afwijkende meningen blijft verkondigen, wordt verguisd en afgefakkeld door de zelfbenoemde deugdzamen. Niet met argumenten, maar met stemmingmakerij, ad hominems, laster, roddel en achterklap. Een beetje zoals leerlingen hun meningsverschillen oplossen bij mij op het vmbo-t. Maar over hun ontwikkelingspotentieel ben ik optimistischer. Bij hen is het brein immers nog niet volgroeid.
Over de auteur
- 3e generatie, 1 paspoort en nog niet geïntegreerd/ slechte huisvrouw, goede moeder/ leraar en coach in het onderwijs, vmbo/ A'dam/ schrijft/ twittert @MajaMischke
Helemaal eens met Maja Mischke. Met @LOB ligt dat anders. Althans, ik kan het niet helemaal plaatsen. Is fatsoen een voorwaarde voor vvmu? Mij lijkt het van niet. Tuurlijk mag/moet je je kinderen erop wijzen dat fatsoen essentieel is. Maar evengoed moet je je best doen degene die iets ontatsoenlijk zegt te snappen. Helaas denken heel veel mensen dat je niet meer hoeft te luisteren en het gesprek mag beëindigen als iemand op zeker moment iets ontatsoenlijks lijkt te zeggen. Mijn generatie (plm. 60) heeft zich afgezet tegen hun ouders, o.a. waar het de tasoensnormen betreft. Maar ondertussen is mijn generatie tòch vergeven van fatsoensrakkerij. Sinds ik mensen niet meer beoordeel op fatsoen, steek ik veel meer op van de meningen van ‘de gewone man’.
“De politieke machthebbers in ons land kunnen burgers gelukkig niet zomaar het zwijgen opleggen!” Dat is het punt. Het recht op vrije meningsuiting eindigt op de grens waar de vrijheid van de anderen begint. “(..) dat er vrijheid van meningsuiting is” betekend: – het wet regelt de relatie tussen de machthebbers en degenen die geen macht hebben. Hoe de burgers onderling met elkaar praten staat niet in het wetboek, nog minder hoe praat je binnen je familie. Mijn kinderen groeien op in een sfeer von open discussies, maar zij mogen zeker niet alles zeggen, wat op hun tong ligt, zeker niet als dit beledigend is. Er zijn aanbevelingen voor wat is fatsoenlijk. Sommige tijdgenoten vergissen zich hierin. Er is geen wettelijk recht op schelden, roddelen, diffameren en denonceren. De ruimte van sociaal media worden meer en meer plaatsen waar je polariseert ipv te verlichten. Tegen alle verwachtingen in, is het net inmiddels een reuze, virtuele schandpaal – net als de middeleeuwse schandpaal op de marktplein. De perspectieven zijn somber. De discussie gaat niet werkelijk over de vrije meningsuiting, eerder om de vraag delen wij nog de zelfde waarden en welke cultuur willen wij? (Sorry, voor mijn Nederlands – voelt U zich vrij fouten te corrigeren, bedankt!)