Afschaffen term allochtoon is stap vooruit
Zondag plaatste ik op deze website een artikel waarin ik betoogde dat de verandering van allochtoon/autochtoon naar “inwoner met dan wel Nederlandse dan wel migratieachtergrond” een morele winst is. Dit stuk kreeg aardig wat kritiek en het duurde niet lang alvorens ik in een orwelliaanse hoek werd geplaatst waarin ik newspeak zou propageren. Dit doet weinig recht aan wat ik probeer te bereiken in het artikel.
Newspeak en George Orwell
Newspeak is een term uit de alom bekende roman `1984` van George Orwell. Het is een taal die wordt gemaakt door de totalitaire staat Oceanië. De machthebbers bepalen de taal die men spreekt. En het doel van deze taal is om eenduidigheid van spreken, denken en woorden te scheppen waarin niemand nog buiten de door de staat uitgezette parameters kan denken. Het tegenovergestelde dus van poëzie, waarin het juist altijd om de meerduidigheid van taal gaat. Alles is eenduidig, simpel: geluk, kwaad, plezier, pijn, en alle andere tinten zijn verdwenen.
Hierin moet taal een werkelijkheid scheppen die duidelijk is, kenbaar en voortkomt uit de voorbedachte werkelijkheid van de totalitaire staat. Daarbij heeft ze ook nog als doel om de werkelijkheid te vermommen. Het ministerie van vrede, is eigenlijk het ministerie van oorlog, het ministerie van waarheid is eigenlijk het ministerie van propaganda, het ministerie van liefde is eigenlijk het ministerie van ondervragingen en martelingen.
Het doel van de taal in newspeak is om de gedachten van de onderdanen te beheersen, de werkelijkheid te vermommen en de onderdanen onschadelijk te maken. Hierin laat Orwell duidelijk zien hoe taal inderdaad macht kan hebben, wanneer radicaal doorgevoerd. Het is dan ook opvallend dat lezers me enerzijds orwelliaans newspeak verwijten en anderzijds betogen dat taal geen macht heeft. Als taal geen macht heeft, dan is newspeak al bij voorbaat overbodig.
Het opheffen van de meerduidigheid van taal
Niettemin wil ik wel toegeven – daar gaat immers mijn gehele essay over – dat er een zoektocht is om de meerduidigheid van taal op te heffen. De identity idealisten zijn van mening dat taal een overblijfsel is van een wit, patriarchaal dichotomisch systeem waarin geen recht wordt gedaan aan de niet-patriarchen en niet-witten van de samenleving. Taal moet veranderen, inclusief worden. Zo wordt bijvoorbeeld gestreden om naast “he” en “she” ook het voornaamwoord “xe” te gebruiken voor mensen die zich geen man noch vrouw voelen. Taal moet zo uitgebreid worden, dat iedereen zich daar deel van kan voelen.
Dit is een onmogelijke opgave. Er kan geen taal komen die zo uitgebreid is dat iedereen zich erkend voelt. Of taal moet zo plat gemaakt worden, dat alles één op één betekenis krijgt. Terwijl het nu juist eigen is aan taal dat ze niet eenduidig is. Ik kan mij in mijn identiteit nooit erkend weten door taal. Ik kan me alleen erkend weten in de ontmoeting met de ander waarin we door taal – want iets anders hebben we niet – steeds wat dieper proberen te komen in het leren kennen van elkaar.
“Ik heb het koud” kan betekenen: “doe de ramen dicht”, kan betekenen: “houd me vast”, kan een opening bieden voor de ander om zijn jas aan te bieden. Het kan ook gewoon “ik heb het koud” betekenen. Maar dat is nu juist de schoonheid van taal. De subtiliteiten, de meerduidigheid, de contextafhankelijkheid ervan.
Ergens moeten we accepteren dat taal een macht heeft die buiten ons ligt en dat het onvermijdelijk is dat taal geen recht kan doen aan de werkelijkheid en de meerdere lagen van onze identiteit. Willen we dat wel doen, moet ofwel de taal platter worden en kan “ik heb het koud” nooit meer iets anders betekenen dan precies die zin. Ofwel de identiteit wordt eenduidig: ik val samen met mijn witheid en verder niets anders, bijvoorbeeld. Dit lijkt beide gaande te zijn en dat is problematisch.
Taal kan de werkelijkheid ook meer recht aan doen
Het punt is: Hypatia (mijn gesprekspartner in mijn vorige stuk) en ik erkennen dit ook allemaal. Nergens stellen wij dat de werkelijkheid vermomd moet worden, dat taal zijn meerduidigheid moet verliezen, dat de staat de taal moet bepalen, zodat ze kan bepalen hoe we denken. We erkennen de macht van taal en erkennen eveneens dat een verandering in taal soms juist meer recht kan doen aan de werkelijkheid.
In het geval van allochtoon/autochtoon lijkt me dat het geval. Het doel hiervan is niet om het denken te verstoren of te beheersen, het doel hiervan is om taal te vinden waarin mensen zich net iets meer erkend kunnen weten, een bureaucratische taal die als kern heeft om de humaniteit van het onderwerp “inwoner met een migratieachtergrond” mee te nemen in het taalgebruik. Juist om de werkelijkheid recht aan te doen.
Daarbij, de waarde van Hypatia ligt erin dat ze voorbij al het theoretisch gebrabbel mijnerzijds in één keer naar de werkelijkheid toe weet te bewegen en mij laat zien dat die verandering, theoretisch misschien onzinnig, in de werkelijkheid wel degelijk zin en waarde kan hebben.
Zoektocht
Uiteindelijk is dit de zoektocht: per thema of per onderwerp moeten we ons afvragen welke rol taal speelt. Het is onmogelijk om naar principes te werken die altijd zullen gelden. In de ene context is de verandering van taal wel zinnig en in de andere context is het volkomen onzinnig. Het daagt ons uit om iedere keer weer een deconstructie toe te passen en uiteindelijk al redenerend bij een antwoord te komen.
Waarom is de verandering van allochtoon wel zinnig en de verandering van blank naar wit onzinnig? Of waarom is het opheffen van hoger/lager opgeleid onzinnig en kan het toevoegen van “xe” aan het identiteitenpalet misschien wel zinnig zijn? Dit zijn relevante vragen die ons uitnodigen tot een debat.
Om alles af te doen als niets dan onzin, getuigt van een intellectuele luiheid die ons niets verder helpt. Om alles kritiekloos te omarmen zodat die heerlijke nieuwe wereld kan arriveren, is even onzinnig. Tussen deze twee uitersten moeten we bewegen, tussen zin en onzin, tussen algehele kritiek en algehele kritiekloosheid. Ergens, in het midden, ligt de weg te gaan om vooruit te komen. Niet zeven mijlen per stap, maar gewoon, een beetje, kleine stapjes, waarin we een beetje vooruit weten te komen. Woord voor woord.
bron foto: de Volkskrant
Over de auteur
- Masterstudent filosofie en theologie